Variantie en i.i.d.

Wie het laatste hoofdstuk van deel 1 bestudeerd heeft, weet ondertussen waar i.i.d. voor staat: independent and identically distributed. Als en onafhankelijk zijn, geldt dat:

Als ze identiek verdeeld zijn, weten we dat hun verdelingsfuncties (kansmassafunctie of dichtheidsfunctie) exact hetzelfde zijn, en dat het dus weinig zin heeft om nog een subscript te gebruiken:

Hoe kunnen we dat nu toepassen op varianties? Stel dat we willen berekenen waarbij en i.i.d. zijn. Dan beginnen we zoals altijd met de rekenregels van somvariabelen toe te passen:

Normaal moeten we hier stoppen, maar met het extra gegeven van i.i.d. kunnen we nog verder gaan. Uit onafhankelijkheid volgt dat , en dus ook dat :

We zijn er nu bijna, maar nog niet helemaal. We hebben al iets met de eerste i gedaan, maar nog niet met de tweede. Als en identiek verdeeld zijn, zijn ook al hun statistische maten gelijk. Dus en . Zo komen we finaal tot:

We kunnen dit ook uitbreiden naar i.i.d. Dan krijgen we:

Als krijgen we tot slot: